Brummel probeert zeepbellen te vangen

Elsje zit aan de rand van de steiger, haar voetjes zweven net boven het water en ze geniet van het zonnetje. Elsje gaat helemaal op in haar spel en Brummel gaat verbijsterend naast haar zitten. Hij kijkt toe hoe Elsje steeds een pijpje in een mok met zeepsop steekt. Vervolgens blaast ze in het pijpje en dan verschijnen er prachtige gekleurde zeepbellen, die zich met de wind laten meevoeren. Zijn mond valt open van verbazing en uitgelaten roept hij. ‘Ik zie blauw, groen, oranje, jeetje wat een boel kleuren. Doe dat nog eens een keer Elsje, wat zijn ze mooi en groot. Elsje blaast en blaast en Brummel krijgt er maar geen genoeg van. ‘Weet je wat Elsje, ik ga ze tellen en ik wil ze pakken.’ Hij springt op en neer en grijpt telkens naar de zeepbellen die rondom zijn hoofd zweven. Iedere keer als hij er één raakt, klapt de bel uiteen en valt het zeepsop bovenop zijn snuitje. ‘Nog een keer,’ roept hij. ‘Nu ga ik ze tellen. 1, 2, 3, 4, 5, 6… Wat doe je nou. Niet stoppen, ik wil er zeker twaalf kunnen tellen.’

Elsje doopt opnieuw het pijpje in de mok en blaast krachtig de bellen eruit. Net als ze het wil opgeven, omdat ze een beetje duizelig wordt van het harde blazen roept Brummel. ‘Ik heb er twaalf, ik heb er twaalf geteld. Daar vliegen ze, tel maar. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10. 11.12.’

‘Nee Brummel, het zijn er meer. Ik tel er al veertien. Je moet sneller tellen, probeer het nog eens!’

Brummel telt opnieuw, maar verder dan drie komt hij niet. Teleurgesteld kijkt hij naar een zeepbel die door de wind wordt meegevoerd.

Elsje doopt opnieuw het pijpje in de mok en blaast. Brummel heeft genoeg van het tellen en probeert de zeepbellen opnieuw uit de lucht te plukken.

 

Elsje gaat zo in haar spel op dat ze niet ziet dat Brummel zich steeds dichter bij de rand van de steiger bevindt. Hij pakt de ene na de andere bel en hij hoort Elsje roepen. ‘Pak ze maar. Tel maar hoeveel je er al hebt gevangen.’

Zonder het zelf in de gaten te hebben bevindt Brummel zich op het randje van de steiger, wankelt en valt in het water. En Elsje. Elsje heeft niets in de gaten.

Brummel-vangt-zeepbellen

Brummel slaat wild met zijn pootjes om zich heen en probeert zichzelf te redden.

‘Ik moet nu toch echt gaan leren zwemmen, want anders verdrink ik,’ mompelt hij in zichzelf.

‘Zeg Brummel, wat doe jij in het water. Heeft Elsje je toch leren zwemmen,’ vraagt de eend die Brummel al eens eerder had ontmoet.

‘Help me alsjeblieft, ‘eend die niet kan zwemmen’, want ook ik kan nog niet zwemmen!’

‘Ja zeg, waarom zou ik je helpen. Je lachte mij uit omdat ik niet kon zwemmen. Nou inmiddels kan ik het wel hoor. Kijk maar, ik kan nu zelfs zonder zwembandjes zwemmen,’ en trots doet hij ze van zijn vleugeltjes af. ‘Kijk dan Brummel, vind je het niet prachtig?’

Blub, blub, is het enige geluid dat Brummel nog voortbrengt. De eend zwemt op hem af en schuift zijn zwembandjes om de armpjes van Brummel. ‘Zo en nu je armen en benen bewegen. Kom op! Intrekken, spreiden en weer sluiten. Goed zo joh, je komt vooruit. Wel je hoofd boven water houden, anders verdrink je alsnog. En ene, tweeën, drieën, ga zo door. Elsje,’ roept ‘de eend die niet kon zwemmen’, ik ben Brummel aan het leren zwemmen!’

Elsje herkent de stem, kijkt om en ziet Brummel in het water met zijn armpjes liggen spartelen.

Ze schrikt en ziet dat de zwembandjes van zijn armpjes afglijden en Brummel verdwijnt onderwater. Elsje bedenkt zich geen moment en springt het water in. Ze zwemt naar de plek waar ze Brummel onderwater heeft zien verdwijnen, maar kan hem nergens meer vinden. Verslagen klimt ze op de steiger en kijkt plotseling in de snuit van Brummel. Hij begint hard te lachen en roept, ‘Jullie dachten toch niet echt dat een beer niet zou kunnen zwemmen. Nou ik heb maar gedaan alsof en heb die ‘eend die niet kon zwemmen’ lekker laten schrikken, ha, ha.’

Elsje vindt het helemaal niet leuk en wordt erg boos op Brummel. ‘Dat was is geen leuk grapje. Als je dit nog één keer doet, kom ik hier nooit meer. Ik was zo bang dat je was verdronken. Je bent een nare beer,’ pakt Brummel op en schudt hem flink door elkaar. Plotseling geeft ze hem een kus op zijn wangentjes en de tranen staan in haar ogen.

‘Ik zal het nooit meer doen Elsje. Het was een beetje dom van mij. Heb ik je echt zo laten schrikken?’

‘Ik weet heus wel dat beren heel goed kunnen zwemmen, ze moeten immers vis uit de rivier vangen. Maar ik ben toch wel een klein beetje geschrokken, dat wel,’ antwoordt Elsje.

Brummel duikt op haar schoot en laat zich door haar lekker met een zachte handdoek droogwrijven. Oom geeft Elsje een wollen overhemd van zichzelf en stopt snel haar kleren in de wasmachine en daarna in de droger.

 

Einde