Brummel helpt de verdrietige Elsje

Elsje rent hard weg en met tranen in haar ogen komt ze bij de woonboot aan. Ze is verdrietig, heel erg verdrietig. Brummel die zoals gewoonlijk voor het raam zit, bekijkt het prentenboek dat hij van Elsje heeft gekregen. De plaatjes zijn mooi, maar hij kan niet lezen wat er onder de prentjes staat geschreven. Elsje had hem al een paar letters geleerd, maar dat is nog niet genoeg om alles te kunnen lezen. De A kan hij al schrijven en de B, die is hij aan het oefenen. Hij kijk op van zijn prentenboek en zie Elsje voorovergebogen op het stoepje voor de deur zitten.

‘Wat is dat nou, volgens mij zit Elsje te huilen,’ en hij rent naar de voordeur. Kruipt op haar schoot en vraagt wat er aan de hand is. Elsje kijkt hem snikkend aan. Haar ogen zijn rood van het huilen. Brummel pakt zijn zakdoek uit zijn broekzak en wrijft voorzichtig haar tranen weg.

‘Wat is er lieve Elsje. Wie heeft jou zo aan het huilen gebracht?’

Elsje vertelt dat ze op school steeds wordt geplaagd. ‘Ik ben zo dom geweest om te vertellen dat ik een beer ken die tot leven kan komen en nu plagen de kinderen me er al dagen mee. Ik kan er niet meer tegen Brummel. Ik zou willen dat ik je nooit had ontmoet.’

Brummel denkt goed na en krijgt een idee. ‘Droog eerst je tranen en nu niet meer huilen. Ik ga je helpen. We zullen ze eens wat laten zien en geloof me daarna zullen ze je nooit meer plagen. Kom mee naar binnen, want op het stoepje is het nog erg koud en straks word je nog ziek.’

Elsje loopt achter hem aan naar zijn slaapkamertje waar Brummel de grote bootsman kist opent.

‘Wat ben je van plan,’ vraagt ze?

‘Dat zal je wel merken,’ antwoordt hij en haalt wat attributen uit de kist en legt haar zijn plan uit.

Opgewekt wandelt Elsje het schoolplein op. Vandaag zou ze haar hoofd koel houden. Ze konden zeggen wat ze wilde, maar ze zou zich er niet door laten intimideren.

‘En Elsje, zie je nog steeds levende speelgoedberen,’ roept één van haar klasgenootjes haar toe.

Ze glimlacht hem vriendelijk toe, ook al koste het haar erg veel moeite. Ze zou het plan van Brummel doorzetten. Gelukkig hoeft ze niet lang te wachten op de schoolbel, die aankondigt dat het tijd is om naar de klas te gaan. Rustig loopt ze de klas in en zet de grote zwarte hoed op haar tafeltje. De juf kijkt verbaast naar de hoed en vraagt haar de hoed van haar tafeltje te halen en op de kapstok in de gang te hangen.

Elsje pakte hem op en loopt ermee naar de juf. ‘Het spijt me juffrouw, maar dit is geen gewone hoed. Dit is een toverhoed. Ik kan hem niet onbewaakt in de gang ophangen.’

Haar klasgenootjes schateren het uit. Zelfs de juf, van de klas ernaast, komt even in de tussendeur kijken wat er gaande is. Juffrouw Carla haalt haar schouders op en knikt haar collega toe dat alles in orde is.

‘Stil kinderen, nu is het wel genoeg! En jij Elsje, toverhoeden bestaan niet, alleen goochelhoeden,’ maar Elsje is vastberaden en zegt dat het wel degelijk een toverhoed is en dat ze het iedereen kan laten zien. Nu wordt het stil in de klas en kijken ze allemaal in de hoed als Elsje ze vraagt één voor één in de hoed te kijken.

Enkele geloven er niets van en één van de jongens roept: ‘Heb je soms een klap van de mallemolen gehad.’

Weer een andere wil de klas verlaten en zegt: ‘Dit slaat nergens op, ik ga.’

‘Ben je bang,’ vraagt Elsje hem als hij de klas wil verlaten.

‘Ik bang, nee hoor. Ik moet naar de wc,’ geeft hij als smoes op.

‘Dan wacht ik wel tot je terug bent. Zoiets wil je niet missen,’ maar de juffrouw zegt lachend dat ze haar toverkunst ook wel zonder hem kan laten zien.

 

Op de tafel van de juffrouw zet Elsje de hoed met de opening naar boven en met het toverstafje circuleert ze een paar maal over de hoed en murmelt enkele spreuken op. Intussen is het muisstil in de klas en enkele kinderen wachten met spanning af, maar er gebeurt niets. Elsje kijkt verbaast in de hoed en de spanning in de klas begint op te lopen. De kinderen kijken toe en beginnen haar uit te lachen.

‘Ha ha ha, het lukt niet. Dacht je nou echt dat wij in die sprookjes van jou geloven,’ roept één van de meisjes.

Opnieuw laat Elsje haar toverstokje over de hoed zweven en mummelde opnieuw haar spreuken op. Plotseling begint de hoed licht te trillen en heel langzaam en stiekem kijkt Brummel over de rand van de hoed. Verbijsterend kijken de kinderen met grote verbaasde ogen naar de hoed. Brummel kijkt met zijn kleine kraaloogjes de klas rond en steekt zijn tong naar hen uit.

‘Als jullie Elsje nog eenmaal zo plagen zal ik niet nalaten enkele van mijn toverspreuken te gebruiken om jullie te betoveren. Jullie zijn dus gewaarschuwd,’ roept hij de klasgenootjes toe en langzaam verdwijnt hij weer in de hoed.

De juffrouw die van schrik van haar stoel is gevallen staat op en kijkt in de hoed, maar Brummel is alweer verdwenen. Elsje pakt haar spulletjes op en gaat aan haar tafeltje zitten. De hoed staat netjes naast haar op de grond.

Vanaf die dag wordt Elsje niet meer gepest door haar klasgenootjes. Ze heeft er zelfs een paar vriendinnetjes bij gekregen. Dat is voor Brummel minder leuk, want nu ziet hij haar niet meer zo vaak.

 

Einde