Brummel ontmoet een grote vogel?

Brummel geniet van het zonnetje en kijkt naar de eenden die rondom de woonboot heen en weer zwemmen. De eend die niet kon zwemmen eet de broodkruimels uit zijn berenpootjes en dan opeens valt zijn blik op een grote witte vogel met een lange nek. Statig zwemt hij op hen af. Zo af en toe kromt hij zijn hals en stopt zijn kop onderwater.

Bewonderend kijkt Brummel naar de enorme vogel en naar mate hij dichterbij komt ziet hij zijn omvang toenemen. De vogel spreidt zijn vleugels en begint er sierlijk mee te wapperen. Een enorme luchtverplaatsing is voelbaar en Brummel probeert zich vast te houden aan de reling om niet omver te worden geblazen.

‘Wees maar niet bang beertje. Ik doe je niets. Jij bent toch Brummel de beer,’ vraagt de vogel?

‘Ja, maar hoe weet jij dat?’

‘Alle dieren in de omgeving weten inmiddels dat jij hier woont. Ik ben trouwens Jasper, Jasper de Zwaan. Ik ben op doorreis naar het noorden, waar mijn hele familie samenkomt. Geloof me, dat zijn er nogal wat. Heb je zin om een eindje op mijn rug mee te vliegen?’

Brummel kijkt de zwaan aan en hij besluit om maar niet op zijn aanbod in te gaan. ‘Nou nee, het is lief bedoeld, maar straks komt mijn papa terug van zee en dan ben ik er niet. Ga jij maar alleen, ik ben je toch maar tot last.’

‘Wat je wilt, maar ik wilde je heel graag het dorp van bovenaf laten zien. Dat duurt niet zo heel lang en je zult zien dat je het leuk zult vinden. Denk je dat je dat durft?’

Brummel staat op, dribbelt heen en weer langs de reling en bedenkt dat dat eigenlijk wel heel gaaf zou zijn. Het dorp van bovenaf bekijken, dat overkomt je niet iedere dag. Jasper ziet hem met zichzelf worstelen en vraagt: ‘Nou, waar ben je nou eigenlijk bang voor?’

‘Ik bang. Hoe kom je daarbij. Kom maar hier, dan stap ik op je rug,’ bluft Brummel.

Jasper zwemt naar de woonboot en zegt dat Brummel op zijn rug kan springen. Brummel voelt zijn beentjes een beetje wiebelen, maar wil zich niet laten kennen en springt op de rug van Jasper.

‘Je moet me wel stevig aan mijn hals vasthouden hoor. Let op, daar gaan we,’ roept Jasper.

Hij spreidt zijn vleugels en brengt ze met krachtige slagen in beweging. Brummel hoort het suizen van de vleugels en langzaam komen ze los van het water en vliegen ze in de lucht.

Jasper klimt hoger en hoger en Brummel krijgt een beetje hoogtevrees.

‘Hoe gaat het Brummel. Vind je het leuk?’

‘Ja, ja, ik vind het leuk,’ roept Brummel met een brok in zijn keel. ‘Jasper, niet van die scherpe bochten maken, daar word ik zo draaierig van. Straks val ik er nog af.’

‘Oké, laten we naar het dorp vliegen en kijken of we Elsje kunnen vinden. Wil je dat?’

‘Nou en of Jasper, maar doe alsjeblieft voorzichtig.’

Als Brummel eenmaal aan de hoogte gewend is en hij door heeft hoe hij Jasper het beste kan vasthouden krijgt hij er steeds meer lol in. ‘Hoger Jasper, nog hoger,’ moedigt hij hem aan. Ze zweven over het water en van bovenaf ziet hij de woonboot veranderen in een klein stipje. Ze vliegen naar het dorp en Brummel kijkt zijn ogen uit. De rust om hem heen geeft hem een heerlijk gevoel en af en toe geeft Jasper een lichte klap met zijn vleugels, maar dat is nauwelijks hoorbaar. Brummel kijkt om zich heen en herkent de school van Elsje.

‘Kijk Jasper, daar is de school van Elsje. Kan je langs de ramen van de school vliegen, misschien zien we haar in één van die klassen.’

Jasper duikt naar beneden en zweeft langs de ramen van de school. Brummel kijkt goed of hij Elsje ziet en Jasper vliegt weer omhoog om vervolgens weer te dalen en wederom langs de ramen te zweven. Brummel is een beetje teleurgesteld omdat hij Elsje niet heeft kunnen ontdekken. Bij de volgende vlucht langs het raam zien ze een aantal kinderen voor het raam staan die belangstellend naar de zwaan kijken. Ze zien Elsje, die vrolijk met haar beide armen naar hen staat te zwaaien.

Brummel lacht hardop en roept. ‘Jasper, ze hebben ons gezien. Wat zullen ze wel niet van ons denken. Wie gelooft dat nou, een zwaan met een beer op zijn rug. Geweldig he.’

Jasper knikt en nog eenmaal vliegt hij langs de ramen van de school. Boven het meer daalt hij weer langzaam en strekt zijn beide poten vooruit om op het water te landen. Brummel straalt van plezier en stapt van de rug van Jasper af.

‘Dank je wel Jasper, dat was echt heel leuk. Hier eet dit lekkere zaadjesbrood maar op. Je hebt nog een lange vlucht voor de boeg. Wanneer je weer bij ons in de buurt bent, mag ik dan nog eens met je meevliegen?’

‘Natuurlijk Brummel, maar nu moet ik gaan want ik moet voor het donker bij de verzamelplek zijn waar de andere zwanen, die met me meevliegen, op mij wachten.’

Brummel zwaait hem uit en kijkt hoe Jasper achter de bomen uit het zicht verdwijnt. Hij had er vandaag weer een nieuwe vriend bij gekregen. En wat voor een.

 

Einde